Jeruzalem

Jeruzalem is de woonplaats van profeten als Nathan in de tijd van koning David; Jesaja in de tijd van de koningen Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia (2de helft 8ste eeuw v.Chr.); Jeremia ten tijde van de val van Jeruzalem (586 v.Chr.); Zacharia ten tijde van de terugkeer uit Babel (eind 6de eeuw v.Chr.).

Na de dood van Salomo valt zijn koninkrijk uiteen als straf voor zijn afgoderij. Tien stammen vormen het koninkrijk Israël onder Jerobeam; de twee stammen Juda en Benjamin blijven de Davidische koning trouw.

In 168 v.Chr. plaatst de Griekse koning Antiochus Epiphanes IV een beeld van de Griekse oppergod Zeus (in de Bijbel en andere Joodse bronnen de “gruwel van de verwoesting” genoemd) in de tempel en laat er offers voor brengen. Onder leiding van de Makkabeeën komen de Joden in opstand tegen de Griekse overheersing.

Herodes de Grote bouwt zijn paleis in Jeruzalem (de huidige Citadel), laat het tempelcomplex uitbreiden en restaureert en verfraait de tempel. De werkzaamheden beginnen ca. 19 v.Chr. en duren in totaal zo’n 46 jaar.

Ten tijde van de geboorte van Jezus komen wijzen uit het oosten (sterrenkundigen uit Babel) bij Herodes in Jeruzalem en vragen naar de pasgeboren koning van de Joden.

Veertig dagen na zijn geboorte wordt Jezus volgens het Bijbelse voorschrift voorgesteld in de tempel. Daar wordt Hij ontvangen door Simeon en Anna.

Jeruzalem is het hart van Jezus’ bediening. Daar sterft Hij aan het kruis en staat Hij op uit de doden. De evangelist Johannes getuigt van Jezus’ gewoonte om op te gaan naar Jeruzalem voor de feesten van Israël.

Jeruzalem is de basis van de eerste gemeente, die bestaat uit Thoragetrouwe Joden. Daar worden belangrijke besluiten genomen (Handelingen 15) over de relatie tussen Joodse en niet-Joodse gelovigen. In Jeruzalem nemen de farizeeën het op voor de gemeente.

Ook in Paulus’ bediening neemt Jeruzalem een centrale plaats in. Hij streeft ernaar om voor de feesten in Jeruzalem te zijn, houdt overal waar hij komt een collecte voor Jeruzalem en legt er getuigenis af van “de hoop en de opstanding der doden”.

Tijdens de belegering van Jeruzalem door de Romeinen (66-70 n.Chr.) wordt rabbi Jochanan ben Zakkai in een kist naar buiten gesmokkeld. Hij krijgt toestemming de Joodse academie in Javne (Jamnia) voort te zetten en legt zo de grondslag voor het voortbestaan en de ontwikkeling van het Talmoedische Jodendom.

In 132 n.Chr. komen de Joden onder leiding van Bar Kochba opnieuw in opstand tegen de Romeinen. De opstand wordt in 135 bloedig onderdrukt en Jeruzalem met de grond gelijk gemaakt. Alle Joden worden uit Jeruzalem verbannen. Keizer Hadrianus laat op de puinhopen de Romeinse stad Aelia Capitolina bouwen, genoemd naar het Capitool in Rome. Om elke herinnering aan Israël uit te wissen verandert hij de naam van het gebied in Palestina. Vanaf ca. 200 beginnen Joden weer terug te keren naar Jeruzalem.

Keizer Constantijn de Grote maakt het christendom tot de officiële godsdienst van het Romeinse Rijk. De hoofdstad van het christelijke Oost-Romeinse Rijk is Byzantium. Daarom wordt de periode van ca. 300 tot 600 ook wel de Byzantijnse tijd genoemd.

Jeruzalem wordt in 330 een christelijke stad. In 336 laat keizerin-moeder Helena na een droom waarin haar de heilige plaatsen getoond worden de Opstandingskerk bouwen, ook wel de Heilig Grafkerk genoemd.

In 362 mogen de Joden onder keizer Julianus de Afvallige terugkeren naar Jeruzalem. Hij geeft hun toestemming om de tempel te herbouwen. Door een aardbeving komt dat plan niet van de grond.

In 634 veroveren de Perzen Jeruzalem op het Byzantijnse rijk, maar ze worden al in 638 verslagen door het opkomende moslimrijk. Tot 1099 is Jeruzalem onder islamitische heerschappij.

Rond 690 bouwt wordt de Koepel van de Rots op het tempelplein gebouwd, over de rots waarop vermoedelijk in de tijd van de tempel het brandofferaltaar stond. De achthoekige vorm is ontleend aan Byzantijnse kerken. Het is het oudste nog bestaande islamitische heiligdom.

In 1099 verovert Godfried van Bouillon Jeruzalem tijdens de eerste kruistocht. Het christelijke “koninkrijk Jeruzalem” duurt tot 1187, als Salah ed-Din (Saladin) de kruisvaarders verslaat en Jeruzalem weer onder islamitische heerschappij brengt.

In 1267 keert de grote Spaans-Joodse geleerde Nachmanides terug naar Jeruzalem en sticht daar de Joodse Wijk. Hij doet een oproep aan alle Joden over de hele wereld om terug te komen naar Jeruzalem.

Van 1517 tot 1917 wordt Jeruzalem door de Ottomaanse Turken overheerst. De stad heeft in het Ottomaanse Rijk geen bestuurlijke functie en verpaupert en loopt leeg.

In opdracht van de Ottomaanse sultan Suleiman de Prachtlievende worden van 1537 tot 1541 de muren van Jeruzalem herbouwd. De beroemde Gouden Poort, die toegang gaf tot het tempelplein, wordt in de muur geïntegreerd en dichtgemetseld.